Een dieselbrandbluspomp is essentieel in geval van nood in een gebouw. Het nominale debiet en de druk zijn de twee maxima die door een pomp moeten worden bereikt. Hoewel de meeste verzekeraars de voorkeur geven aan een hogere druk of stroomsnelheid, zullen sommige autoriteiten een lagere nominale waarde accepteren. Toch is het essentieel om te weten wat u van de brandbluspomp kunt verwachten en wanneer deze gerepareerd moet worden. Hier zijn de stappen om de dieselbrandbluspomp te testen in een noodgeval in een gebouw.
Eerst moet de motor draaien. De brandstof moet nr. 2 dieselbrandstof zijn. De voelerleidingen moeten worden geïnstalleerd volgens NFPA 20 en het cilinderbed moet vrij zijn van koperen of gegalvaniseerde leidingen. De fabrikant van de brandbluspomp moet een vertegenwoordiger sturen met een volt-/ampèremeter, een toerenteller en gekalibreerde meters voor een grondige inspectie van de pomp. Het moet worden gepland met de vertegenwoordiger van de motor en controller. Het moet worden geïnstalleerd door een bevoegde dieseltechnicus.
Nadat de brandbluspomp is geïnstalleerd, moet deze worden getest. Zorg ervoor dat de motor de juiste maat heeft voor de belasting waarop de pomp wordt geplaatst. Als de bestuurder te klein is voor de lading, zal de motor niet goed werken. Het is belangrijk om de motor te testen om de capaciteit en prestaties te bepalen. De brandstofmeter moet worden gekalibreerd en de bestuurder moet regelmatig worden gecontroleerd. Het gebruik van een gecertificeerde fabriekstestcurve is nuttig om te bepalen of de dieselbrandbluspomp de juiste is voor een noodgeval in een gebouw.
Tijdens een typische werking van een brandbluspomp zal een systeem elk jaar 30 uur of minder draaien. Dit betekent dat het essentieel is om de dieselbrandbluspomp bij te vullen wanneer dat nodig is. Laat de brandstoftank echter nooit onder de capaciteit van twee derde komen. Als u een dieselbrandbluspompmotor niet minstens één keer per jaar bijtankt, zorgt u ervoor dat de motor de volledige belasting die de pomp doormaakt aankan.
De brandstof voor de dieselbrandbluspomp moet overeenkomen met het nominale werkpunt van de motor. Het moet worden afgestemd op de COR om aan de minimumeisen te voldoen. Bovendien moet de pomp worden geïnstalleerd volgens de specificaties van de fabrikant. Indien de dieselbrandbluspomp niet goed werkt, dient de brandweer de fabrikant te raadplegen om deze te laten inspecteren. Het nominale werkpunt moet ten minste 150% van het nominale werkpunt zijn.
Bij een brand dient een dieselbrandbluspomp jaarlijks een onderhoudsbeurt te krijgen. De tank moet voor ten minste tweederde gevuld zijn met brandstof om een muffe motor te voorkomen. Er moet worden bijgetankt om ervoor te zorgen dat de motor op vollast kan draaien. Zonder een goed tankschema kan de brandstof opraken voordat de pomp volledig operationeel kan zijn. U kunt ook de prestaties van de hydraulische onderdelen controleren.
De brandstof die door een dieselbrandbluspomp wordt gebruikt, moet vers en schoon zijn. De tank mag niet te vol zijn. De tank moet voor minimaal tweederde gevuld zijn. Als deze te laag is, kan de motor mogelijk niet correct werken. Een goede kwaliteit olie kan voorkomen dat de motor oververhit raakt. De temperatuur van de dieselbrandbluspomp bepaalt hoe goed deze kan worden bediend. Het is van essentieel belang dat de aandrijvingen zijn gedimensioneerd voor het type belasting dat door de pomp wordt verwerkt.
De bestuurder van een dieselbrandbluspomp moet de juiste maat hebben om aan het volledige werkpunt van de pomp te voldoen. Als deze te laag is, kan de bestuurder de vloeistof niet verpompen. De bestuurder moet de juiste maat hebben voor het werkpunt. Het nominale debiet en de druk mogen niet lager zijn dan tweederde van de tank. Het moet ook een brandstoftank hebben die een werkpunt van 150% kan bereiken. Het moet ook in staat zijn om gedurende de gehele bedrijfscyclus op maximale capaciteit te werken.
De bestuurder van een dieselbrandbluspomp moet voldoen aan de eisen van de pomp. Dit is een essentiële vereiste om de goede werking van de pomp te garanderen. Er moet een automatische timer worden gebruikt om de pomp te starten. De besturing moet de drukval op de regelaar kunnen registreren. De informatie over de watervoorziening moet elke twaalf maanden worden bijgewerkt om er zeker van te zijn dat de brandbluspomp geschikt is voor het gebied. De maatvoering moet worden bepaald volgens de vereisten van het gebouw.3